3 - 6 jaar
Jonge kinderen hebben twee essentiële geestelijke vragen: Wie is God? Wie ben ik in relatie met Jezus?
Deze jonge kinderen zijn bijzonder goed in staat de diepste en essentiële mysteries van het geloof te vatten. Omdat ze nog niet zo cognitief zijn ingesteld wordt hen niet heel veel informatie gegeven, maar is er veel ruimte om zich te verbazen: over Gods liefde voor ons, over dat het leven van Jezus echt gebeurd is (op een concrete plaats, met echte mensen), enzovoorts.
eerste niveau
De jongste kinderen staan ook open voor verbazing over hoe God grootse dingen doet met kleine dingen/mensen (de parabels over het mosterdzaadje, de profetie over Bethlehem, het kleine Israël waar de belangrijkste dingen van de hele wereld gebeurd zijn), over dat Jezus zijn leven geeft voor ons en dat wij mogen delen in zijn verrijzenis doorheen de doop, over hoe Jezus aanwezig is in de Eucharistie, etc.
Op deze leeftijd is de zorgende liefde van God precies wat de kinderen nodig hebben. Daarom staat voor de 3-6 jarigen Jezus, in de parabel van de Goede Herder centraal. Hij zorgt voor ons, kent ons bij naam en komt ons zoeken als we kwijt zijn. De kinderen identificeren zichzelf onmiddellijk met de schapen. In het Atrium ontdekken de kinderen: ‘God is liefde’, ‘Jezus is opgestaan’ en ‘Wij zijn zijn schapen’.
Wie is God? Wie ben ik in relatie met Jezus?
Dat ontdekken gebeurt door specifieke Bijbelverhalen te overwegen, zoals de geboorte van Jezus en de weergave van het Laatste Avondmaal en de gebeden van de Kerk (de Heilige Mis en de Communie). In de parabels van Jezus ontmoeten ze het mysterie van God.
De kinderen werken met kindvriendelijke figuurtjes in diorama’s en gebruiken miniatuurversies van dingen uit de kerk (bijv. een altaar). Dit helpt ze om zich te verwonderen en om na te denken over antwoorden op hun vragen. Ze vieren de seizoenen van de Kerk mee (bijv. Pasen) en worden in hoop opgevoed.